Scheveningse vlag, gebaseerd op het dorpswapen
De geschiedschrijving geeft geen uitsluitsel over de ouderdom van Scheveningen.
Naamkundig onderzoek zou, net als bij andere Nederlandse gebieden die eindigen met het achtervoegsel ‘-ingen’, hebben aangetoond dat de bron in de 10e of 11e eeuw ligt. De titel in kwestie lijkt voor het eerst te staan in een begrafenisregister dat rond 1284 gedeeltelijk is opgesteld.
De geschiedenis laat zien dat de wortels van Scheveningen puur Nederlands moeten zijn geweest.
De kennis over deze tijd is vrij beperkt; in een artikel met de titel Scheveningen-Binnen en Scheveningen aan Zee heeft de sociaal geograaf Dr. J.K. p Cock hier iets over geschreven dat als basis kan dienen. In het vermeldingswerk De bodem van’s-Gravenhage van E.F.J. de Mulder keert De Cock bovendien met een schenking terug naar deze oudere ‘Sceveninghe’. Het oudere buurtschap – vermoedelijk uit de 12e of 13e eeuw – verdween volgens hem onder het zand als gevolg van langdurige zandverstuivingen.
In 1570 verdween de helft van het dorp tijdens de Allerheiligenvloed in de golven, waardoor de kerk aan de rand van de stad kwam te liggen – wat vandaag de dag nog steeds het geval is.
Volgens een volkstelling in 1680 woonden er 917 mensen in 200 huizen in Scheveningen. Daarvan waren er ongeveer 250 actief in de visserij.
Langs deze weg liet Jacob Cats een landhuis bouwen met de titel Zorgvliet. Andere welgestelde mannen en vrouwen, vooral toen Scheveningen na 1800 als strandhotel opdook, lieten buiten het oude dorp – vooral ten noordoosten en ten oosten daarvan – landhuizen en villa’s bouwen.
Klop
In de loop van de negentiende eeuw ontwikkelden zich het verhuisbedrijf en binnenplaatsen die de huizen aan de rooilijnen van de wegen openbaar ondersteunden. Omdat er geen stedenbouwkundige voorschriften waren voor dit bouwwerk in zogenaamde sloppenwijken (destijds geen ongunstige kwalificatie!), was de bouw slecht en goedkoop.